Zaterdag
Om half twee 's middags mag het Engelse Pupil Slicer het publiek wakker beuken met een intense en chaotische mengelmoes van death metal en mathcore. De band krijgt daar relatief kort de tijd voor, maar benut de veertig minuten speeltijd door een flink aantal intense, korte kanonskogeltjes af te vuren. De begeleidende videobeelden zijn ronduit verontrustend, net als de bandnaam natuurlijk. Hoewel de band hard moet werken om het publiek een beetje op te zwepen, levert de formatie rondom zangeres en gitariste Kate S. Davies een strakke performance af. Haar rauwe geschreeuw vormt daarbij een belangrijk wapen. Dit soort muziek loopt live altijd het risico om te verzanden in een brij van herrie, maar Pupil Slicer speelt strak en overtuigend. De speelduur is precies lang genoeg om de aandacht van het publiek vast te houden.
Menig bezoeker zal door schade en schande inmiddels geleerd hebben dat je ruimschoots voor aanvang aanwezig moet zijn om een optreden in Hall Of Fame te kunnen meepikken. Voor het optreden van Alkahest laat ik me graag verrassen. Deze jonge band, afkomstig van de Metal Factory, levert hier namelijk zijn eerste optreden ooit af. Sterker nog: de muziek is speciaal gecomponeerd voor dit optreden. De bandleden zijn in het proces begeleid door coach Michel Nienhuis (Autarkh). Het zijn dit soort bijzondere momenten die Roadburn toch speciaal maken ten opzichte van andere festivals. Natuurlijk is het ook riskant, maar het vertrouwen in dit jonge gezelschap betaalt zich uit. De muziek is veelzijdig, sfeervol en intens waar dat nodig is. Denk aan een combinatie van post-metal, death metal en een vleugje black metal, met flink wat occulte rockmomenten, die aan het werk van Dool herinneren. Zangeres Cheyenne Reudenbach blijkt zeer veelzijdig en ontpopt zich tot boegbeeld van de groep, maar ook de rest van de band staat zeer geconcentreerd en gepassioneerd te spelen. Alkahest kan met trots terugkijken op dit debuut. Laten we hopen dat het niet bij dit ene optreden blijft.
Roadburn en Nederlandse black metal blijft een goede combinatie. Vanmiddag staat de nieuwe band Deathless Void op het programma in Hall Of Fame. Hoewel het gezelschap uit Amsterdam pas één demo heeft uitgebracht, is de zaal afgeladen vol. De reden is duidelijk: het kleine beetje muziek van Deathless Void dat al het levenslicht heeft gezien, klinkt ronduit fantastisch. Deze geniale black metal is eigenlijk een soort combinatie van Mgla (de machtige riffs), Watain (de sfeer en de strot van frontman/gitarist MB) en de immersieve chaos van Amor Fati-bands zoals Hwwauoch (check de briljante albums Into The Labyrinth Of Consciousness en Protest Against Sanity!). Het geluid staat knetterhard, maar niet onzuiver, waardoor de gitzwarte, dreigende riffs en de uitermate overtuigende screams nog harder binnenkomen. Maar hoe goed ook – na een half uur wordt het tijd om te vertrekken richting de Main Stage, want het programma deze middag laat weinig ruimte voor pauzes.
Er is de laatste tijd redelijk wat 'buzz' rondom het Amerikaanse Chat Pile, dus ik zorg dat ik op tijd aanwezig ben in de Main Stage. En inderdaad: de zaal is voor een van de weinige keren dit festival tot aan de nok toe gevuld om de sombere, grimmige wanhoopsklanken van deze band te horen. De formatie uit Oklahoma City weet met zijn recente album God's Country (2022) een snaar te raken met zijn rauwe vertolking van de verpaupering en verloedering in de Amerikaanse 'rustbelt', waar het leven inmiddels volstrekt uitzichtloos is geworden. Muzikaal gezien vertolkt de band die wanhoop in een combinatie van noiserock en 'depri-sludge' (denk aan een soort heftigere en bozere variant van Hangman's Chair). Frontman Raygun Busch loopt als een soort gekooide gorilla in ontbloot bovenlijf rondjes op het podium, maar komt tegelijkertijd wat ongeïnteresseerd over. De band excuseert zich voor de bij vlagen rommelige vertolking: “we are no Deafheaven”. Dat zal niemand zijn ontgaan. Chat Pile kan op veel bijval rekenen, maar ik blijf het gevoel houden dat er meer in had gezeten als de band met iets meer bezieling zou spelen.
De Hall Of Fame is vandaag een beetje 'the place to be' lijkt het wel. Op voorhand ben ik namelijk erg benieuwd naar Sierra, een Parijse producente die heerlijke synthwave maakt vol warme en melancholische ondertonen (denk aan een wat broeierigere variant op Perturbator en Carpenter Brut). De artieste staat in haar eentje op het podium met niets meer dan een laptop en mengpaneel, maar ze weet de zaal volledig in te pakken. We krijgen een non-stop salvo van dikke beats, kleverige synthlijnen, dreigende drones en subtiele ambienteffecten voor de kiezen – zeer vakkundig gemixt. Al snel stijgt de temperatuur als de voetjes van de vloer gaan bij het overgrote deel van de bezoekers en de bomvolle zaal als de Hall Of Fame in een collectieve staat van euforie raakt. Stijlvol, perfect uitgevoerd, donker en sexy: dit is hoe elektronische muziek hoort te klinken. De Française is zelf enigszins overdonderd door het enorme applaus dat haar ten deel valt nadat deze zinderende set tot een einde is gekomen. Wie er niet bij was, heeft één van de absolute hoogtepunten van dit jaar gemist!
Het leuke aan Roadburn is dat vrijwel ieder optreden een soort universum op zich is. Zo kan het contrast tussen de futuristische synthwave van Sierra en de Zeeuwse folk van Broeder Dieleman haast niet groter zijn. Ik kan me voorstellen dat het boeken van deze boomlange zanger/gitarist/songwriter in eerste instantie voor wat gefronste wenkbrauwen zorgde. De definitie van zware muziek lijkt immers wel erg ver te worden opgerekt. Tegelijkertijd is de muziek best vergelijkbaar met die van Grift of de dark americana van Panopticon – dus waarom ook niet? Tonnie Dieleman realiseert zich als geen ander dat hij een beetje een vreemde eend in de bijt is, maar presenteert zich op bescheiden en ontwapenende manier. De muziek zelf – met een prominente rol voor de banjo – zorgt regelmatig voor kippenvel, zeker dankzij de fraaie teksten, die puur en zonder opsmuk tot de kern komen en daarmee een gevoelige snaar weten te raken (Wat Doen We Met Het Verdriet). De zaal is niet bepaald vol, maar er zijn veel fans aanwezig. Iedere aanwezige is met volle aandacht bij het intieme optreden en dat is misschien nog wel meer waard.
Na wat nakletsen met bekenden besluit ik om in de Next Stage te blijven hangen om wat mee te pikken van NIKA, een noise/power electronics-nevenproject van Nicole Rose Hummel (beter bekend onder haar artiestennaam Zola Jesus). Niet direct een genre waar ik voor warmloop – hoewel enkele van de meer psychedelische albums van Merzbow en het werk van Navicon Torture Technologies en Theologian af en toe hun rondjes draaien – maar Roadburn is natuurlijk een perfecte plek om te experimenteren met nieuwe, onbekende optredens. Helaas blijkt dit optreden een aanfluiting. De term 'takkeherrie' dekt de lading niet eens. Op trommelvliesverscheurend volume vuurt Hummel een enorme brij aan keiharde feedback op het publiek af. Details, ritmes, of zelfs maar abstractere patronen die als aanknopingspunt kunnen dienen, ontbreken volledig. En zelfs met oordoppen in staat het volume gewoon pijnlijk hard. NIKA jaagt de zaal in enkele minuten vakkundig leeg. Dit kan wellicht gebruikt worden om boze boeren weg te jagen uit Den Haag, maar verder is dit een pure aanfluiting – schandalig slecht.
De zaterdagnacht wordt ingeluid door Boy Harsher, een elektrogezelschap dat tussen synthpop en darkwave opereert. De laatste jaren heeft dit soort groepen regelmatig een podium gekregen op Roadburn en vaak behoren die tot de hoogtepunten van het festival (Perturbator, Ulver). Boy Harsher kiest – hoewel de naam anders doet vermoeden – voor een rustigere aanpak. De muziek van het duo Augustus Muller en Jae Matthews klinkt klinisch, minimalistisch, melancholisch en toch dansbaar. De Main Stage is behoorlijk gevuld, hoewel het zeker niet compleet vol staat met publiek. De intrigerende beats en koude keyboards vormen een mooie symbiose met de reflectieve en wat dromerige zanglijnen van Matthews. Hoewel de muziek zeker niet slecht klinkt, bekruipt me wel het gevoel dat Boy Harsher iets meer werk had mogen maken van zijn headlinerstatus. Er is nauwelijks interactie met de zaal en ook qua verdere showeffecten gebeurt er weinig. In combinatie met de minimalistische klanken en ingetogen houding op het podium wordt het nogal saai om naar te kijken. In vergelijking met bijvoorbeeld de fantastische lichtshow van Ulver vorig jaar is dit een nogal magere bedoening. Desondanks is het fijn wegdromen bij de muziek en mag met name de Chris Isaac-cover Wicked Games op veel bijval rekenen.
Dank aan Paul Verhagen voor de foto's.
Zondag
Na vier lange dagen is de Afterburner altijd een uitputtingsslag. Daarom lijkt de chaotische, pretentieuze jazz/post-black metal van Imperial Triumphant me niet de beste aftrap van de dag. In plaats daarvan toog ik vol goede moed naar de Hall Of Fame, waar het eveneens ietwat intellectuele Decline Of The I de dag opent. Deze Franse post-blackmetalgroep combineert existentialistische teksten en filosofische thema's met moddervette, loodzware black metal. Muzikaal gezien valt de band te vergelijken met White Ward, Au-Dessus en Mgla. Maar hoewel een zekere pretentie Decline Of The I niet valt te ontzeggen, vergeet het gezelschap niet dat de muziek ook te volgen moet zijn om te kunnen overtuigen. En voorzien van een perfecte, loodzware maar loepzuivere sound en ondersteund door sterke videobeelden levert Decline Of The I een formidabel optreden af, nu eens grossierend in machtige, headbangwaardige riffs, dan weer vlug schakelend middels intense blastbeatpassages. Frontman A.K. kermt het geheel op bezielende wijze aan elkaar. Een uitstekend begin van de dag!
Hoe anders blijkt het optreden van de Overijsselse blackmetalgroep Ossaert. Hiervan vraag ik me oprecht af wat deze op Roadburn te zoeken heeft. De dertien-in-een-dozijn black metal is clichématig en vooral dodelijk saai. De meeste nummers bestaan uit het eindeloos herhalen van dezelfde uitgekauwde riffs. Voeg daar enkele saaie intermezzo's vol nietszeggende ambient aan toe en het wordt al snel duidelijk dat dit optreden geen succes is. Wat mij betreft is het onbegrijpelijk dat dit soort middelmatige muziek zo'n groot podium krijgt. Als de band voor een paar euro te zien was in Little Devil, zou het drukker aan de bar zijn dan in de zaal.
Gelukkig laat Witte Wieven horen dat black metal sfeervol, uitgestrekt en melancholisch kan zijn zonder daarmee direct saai te worden. De groep komt uit Tilburg en speelt dus een thuiswedstrijd vandaag. De atmosferische mijmerblack van zangeres/gitariste Carmen Raats (Freja, Vuur & Zijde) en drummer Sarban Grimminck klinkt verdienstelijk, ook al is de cleane zang wat monotoon. Haar screams zijn daarentegen een stuk krachtiger. De sfeervolle composities, waarin regelmatig plechtig postrockgetokkel opduikt, vormen het sterkste punt van de band. Het geluid staat vrij zacht, maar is gelukkig wel zuiver. Het optreden verloopt niet foutloos – zo valt op een gegeven moment de ondersteunende tape uit – maar de band pakt het professioneel op. De muziek is niet heel origineel, maar qua uitvoering zeker bovengemiddeld. Al met al een aardig optreden.
Na vier dagen aan eclectische fijnproeverij merk ik dat mijn dieet vandaag vooral uit black metal in verschillende soorten en maten bestaat. Zo blijf ik bij de Koepelhal om het optreden van Wayfarer te zien. Deze groep uit Denver speelt naar eigen zeggen “black metal of the American west”. Denk aan atmosferische black metal met wat folk- en americana-invloeden. De platen World's Blood (2018) en A Romance With Violence (2020) laten aardige ideeën horen, maar tegelijkertijd heeft Wayfarer nooit dezelfde finesse als soortgelijke groepen als Panopticon, Primordial en Wolves In The Throne Room gehad. Het speciale optreden van vandaag bestaat uit twee delen. Tijdens de eerste helft horen we een bloemlezing uit het oeuvre van de Amerikanen, terwijl de tweede helft nieuwe, nog niet eerder live vertolkte muziek bevat. Met tachtig minuten duurt het optreden wel echt te lang, zeker als het geluid ook nog eens matig blijkt. Hoewel de uitgesponnen passages lekker klinken, boeit de muziek onvoldoende om het optreden helemaal uit te zitten.
Zola Jesus is geen onbekende op Roadburn. De Amerikaanse artieste maakt in 2018 indruk met haar verstilde, dansbare en contemplatieve dark pop/elektronica. Met het nieuwe album Arkhon op zak en een plek op de Main Stage ben ik benieuwd of het optreden van vijf jaar eerder geëvenaard kan worden. Helaas blijkt de show van vandaag een aanfluiting. Zola Jesus heeft ervoor gekozen om met een liveband te spelen, maar het resultaat is abominabel. Het verschrikkelijke geluid zorgt ervoor dat de muziek totaal niet overkomt. De uitvoering is ook nog eens zeer rommelig, waardoor de band alleen maar onzekerder lijkt te worden. Het resultaat is een brij aan geluid waarin de oorspronkelijke nummers nauwelijks te herkennen zijn – en van enige sfeer is geen sprake. Halverwege neemt Zola Jesus plaats achter de piano om een aantal ballads te spelen, waaronder het nieuwe Desire. Die momenten klinken prachtig en laten horen dat deze artieste wel degelijk kwaliteit biedt. Helaas is het een tijdelijke opleving. Veelzeggend en pijnlijk tegelijkertijd is de gapende leegte in de zaal, die misschien voor een zesde is gevuld.
Na een optreden met ouder materiaal speelt de Amerikaanse groep Cave In vandaag zijn nieuw album Heavy Pendulum integraal. De combinatie van hardrock, hardcore en punk is tegelijkertijd melodieus en stevig door de van-dik-hout-zaagt-men-planken-riffs. Vooral de eerste paar nummers klinken enorm vet, maar gaandeweg komen er iets te veel mid-tempopassages die de vaart uit het optreden halen. Ook nu zijn er overigens weer heel wat lege plekken te zien in de Main Stage. Een teken aan de wand dat dit gezelschap ondanks zijn lange bestaansgeschiedenis niet helemaal in staat is om het publiek twee avonden op rij te boeien. De muziek klinkt niet slecht, maar net als bij Wayfarer is tachtig minuten te lang. Het is maar weinig bands gegeven om de aandacht zo lang vast te kunnen houden, zeker op de laatste dag van het festival.
Terug naar de Koepelhal dan maar, voor de laatste keer. Afsky is een van de laatste toevoegingen aan de line-up en daar was ik zeer content mee. Het nieuwe album Om Hundrede År bevat immers zeer gedegen uitgevoerde, depressieve black metal met een lichte 'folky' ondertoon. Sfeer en melancholie zijn de sleutelwoorden om de muziek te beschrijven. Althans: zo klinkt Afsky op plaat. Live staat de band door een incapabele geluidsman op een immens hard en ronduit slecht geluid het laatste restje gezond verstand uit het publiek te beuken. De beste persoon is volgens mij vanaf zijn geboorte blootgesteld aan een overdosis Motörhead, want dit gaat echt nergens meer over. En het is niet dat de muziek er beter door gaat klinken, integendeel. Ik houd het twee nummers vol totdat ik de massieve brij beu ben. Sommigen zullen het optreden vast 'intens' vinden, maar alle sfeer is uit de muziek geslagen. Als ik de zaal uitloop, lijkt de muziek beter te klinken bij de merchandise dan in de zaal. Dat kan toch niet de bedoeling zijn.
Omdat Afsky zo tegenvalt, duik ik nog een laatste keer de Hall Of Fame in om Filmmaker mee te pikken. Een project uit Columbia waarin we vreemde, maar boeiende, kille elektronica horen. Pulsererende beats en onderkoelde keyboards zorgen voor een hoogst dansbare sfeer. Faunes Efe, de man achter dit project, omschrijft de sfeer van Filmmaker als volgt: “[it] sounds like a shady nightclub you weren't supposed to find”. En dat dekt de lading aardig. Met welke muziek valt het te vergelijken? Denk aan een soort mengeling van In Death It Ends, Needle Sharing en de soundtrack van Blade. Filmmaker zweept het vermoeide publiek nog één keer op en zorgt ervoor dat de temperatuur in de Hall Of Fame een paar graden oploopt. Een heel vette ontdekking!
Hoewel Filmmaker eigenlijk de ideale afsluiter is, besluit ik toch nog even terug te lopen naar de Main Stage om het tweede deel van Oiseaux-Tempéte bij te wonen. Het gezelschap uit Frankrijk is immers Artist in Residence en staat vanavond voor de derde keer deze editie op de planken. Ditmaal staan de laatste twee reguliere albums From Somewhere Invisible (2019) en What On Earth (Que Diable) (2022) op het programma. Helaas blijkt de mengelmoes van post-rock, ambient en nogal nasale, zeurderige spoken word-achtige zang vrij slaapverwekkend. De groep staat nogal in zichzelf gekeerd te spelen, terwijl het grootste deel van het publiek in diverse stadia van slaap verkerend op de trappen zit. Hoewel de uitgesponnen, kunstzinnige composities op plaat klinken alsof ze best een tijdsinvestering waard zijn, kan ik mijn aandacht er niet meer bij houden. Na een klein half uur besluit ik mijn hotel op te zoeken.
Concluderend is Roadburn wederom een hele ontdekkingsreis geweest. Het pleit voor het festival dat er constant nieuwe grenzen worden verlegd. Tegelijkertijd zou het mooi zijn als er de komende jaren naast allerlei nieuwe ontdekkingen ook ruimte blijft voor enkele gevestigde namen. Het is juist die combinatie die het festival altijd zo geliefd heeft gemaakt. Ik ben in ieder geval erg benieuwd hoe dit festival zich de komende jaren blijft ontwikkelen!
Dank aan Paul Verhagen voor de foto's.