Teleurgesteld door het tekort aan zware, psychedelische muziek, besloot het drietal zelf een poging te wagen. Met dit album vol vet, gonzend gitaarwerk, ellenlange uitlopen en oosterse passages, treedt Naam in de directe voetsporen van Hawkwind en Ufomammot. Het is de zoveelste band waaraan het stigma van de verheerlijking van de jaren zeventig kleeft.
De sfeer van het album is fantastisch. Het is alsof je een oude vervallen tempel aan het verkennen bent. Aanvankelijk voelt het unheimisch, totdat je wordt opgeslokt door de rijke samenkomst van indrukken. En zo zijn de nummers ook opgebouwd. Afwisselend horen we de wind waaien, een sitar galmen, tribaal getrommel, een dromerig orgelspel en sporadisch vrouwenzang. Vervolgens zijn er, en daar moet het album het vooral van hebben, de zwaar aangezette, groovende nummers die door bassist John Bundy en gitarist Ryan Lugar van zang zijn voorzien. Het uptempo Skyling Slip bijvoorbeeld, of het doordreunende Fever If Fire. Ze hebben raakvlakken met een klassieke band zoals het oude Black Sabbath, of nee, psychedelischer: High Tide.
In die zin is er niks nieuws onder de zon. Ten opzichte van veertig jaar geleden worden er geen nieuwe paden betreden of grenzen verlegd, maar Naam weet met de kennis van nu een grote diversiteit te tonen. Karakteristiek voor de band is het psychedelische gehalte. Dit gehalte is nog hoger dan bij de grote voorbeelden van vroeger. Met psychedelisch bedoel ik niet te veel gerommel met apparatuur, maar de complete mystieke stemming; een toegevoegde waarde aan het album.
Tracklist:
1. Kingdom
2. Stone Ton
3. Skyling Slip
4. Fever If Fire
5. Tidal Barrens
6. Icy Row
7. Westered Wash
8. Frosted Tread
9. Windy Gates
10. Black Ice