Ghost, de gemaskerde band rondom de alter ego’s van frontman Tobias Forge (heden Papa V Perpetua), bestaat al bijna twintig jaar. Skeletá is het zesde album en voegt tien nieuwe tracks toe aan de immer groeiende discografie die naast langspelers ook de nodige ep’s en singles met daarop uniek materiaal omvat. Twee decennia geleden bezong het gezelschap vooral de onzalige vader en maakten Forge en zijn Nameless Ghouls iets wat leek op protometal, maar het geluid van de groep kruipt al enige tijd meer en meer richting popmuziek. Dat is tot groot ongenoegen van enkele fans van het eerste uur, maar gezien de zalen waar Ghost heden optreedt, legt het de band geen windeieren.
Dat die richting niet ten koste hoeft te gaan van de ontegenzeggelijke aantrekkingskracht, muzikale kunde, stevige gitaaruitbarstingen en het heerlijke, bespottelijke karakter van ‘duivelsvereerders met een knipoog’, bewezen eerdere platen en tracks als Cirice, Dance Macabre, Hunter’s Moon en Mary On A Cross. Op Skeletá schiet Forge echter te veel door richting eenvoudigere popriedels, bevat het nieuwe werk wel erg veel herhaling en is er met de verandering van kostuums ook het nodige gewijzigd aan de tekstuele thema’s. Helaas niet ten goede.
Uiteraard ontbreken de horror- en griezelelementen niet, bijvoorbeeld in de eerste twee singles Satanized en Lachryma. Het is nog altijd dood en verderf wat de klok slaat, maar ditmaal met een wel erg zoete ondertoon. Het nieuwe werk zou wat van het emotioneelste en gevoeligste tot nu toe moeten zijn, maar die diepere zielenroerselen resulteren vooral in flauwe liefdesliedjes. De tekstuele spitsvondigheden van voorgaande platen zijn nauwelijks te bekennen. Qua inhoud is Guiding Lights bijvoorbeeld al net zo flauw als de AOR-achtige balladelementen van deze track. Om maar niet te spreken van het iets hardere, maar tegelijkertijd uitermate stroperige Missilia Amori. Zelfs Kiss pakt het spannender aan wanneer het op wapentuig aankomt. Afsluiter Excelsis, over het onoverkomelijke einde, is wat betreft tekst en instrumentatie een slappe, uitgeklede versie van de geweldige songs Pro Memoria en Life Eternal afkomstig van Prequelle (2018).
Dat het niet alleen kommer en kwel is en dat herhaling wel kan werken, bewijst Lachryma, dat qua tempo en instrumentatie veel overeenkomsten heeft met successingle Cirice. De jarenzeventig en -tachtiginvloeden zijn er in overvloed door de prominente aanwezigheid van keyboardpartijen, de songstructuren en het zeer gelikte geluid. Dat laatste is vooral terug te horen in de wat kunstmatig klinkende drums (Cenotaph).
Het popperige karakter uit zich vooral in de redelijk simpele refreinen. Hoewel het als geheel, mede door de gladde productie, niet zo wil donderen, zijn er ondanks het toegankelijke karakter toch nog wat vlijmscherpe gitaar- en drumpartijen te ontdekken. De Profundis Borealis is ondanks het zwakke refrein een van de hardere uitschieters en Marks Of The Evil One, Cenotaph en Umbra hebben verrassend soleerwerk. Laatstgenoemde is zonder meer de grote uitschieter. De sfeervolle synthesizers luiden een track in die bol staat van erotische duisternis. De gotische liefdesgeschiedenis werkt toe naar een hoogtepunt met Deep Purple-achtig soleerwerk van gitaar en toetsen.
Skeletá is een plaat die hinkt op twee gedachten. Diverse van de kenmerkende Ghost-elementen zijn nog aanwezig. De flirts met de theatrale duisternis in de muziek en de kostuums zijn nog altijd van de partij. Dat geldt ook voor de kunde van de instrumentalisten en de typische zang van frontman Forge. Qua songwriting is er echter wat spanning verloren gegaan, wat zowel te wijten is aan het popperige karakter van het schrijfwerk, de gladde productie als aan de herhaling van zetten. Ondanks de stevige punten van kritiek is er zeker het nodige om van te genieten, maar ik vrees dat deze schijf korter zal vermaken dan zijn voorgangers.
Tracklist:
1. Peacefield
2. Lachryma
3. Satanized
4. Guiding Lights
5. De Profundis Borealis
6. Cenotaph
7. Missilia Amori
8. Marks Of The Evil One
9. Umbra
10. Excelsis