Het Engelse Boss Keloid uit Wigan heeft zich door de jaren heen langzaamaan weten te ontworstelen aan zijn stonerdoom-wortels. Het alom geroemde en geprezen Melted On The Inch (2018) onderstreepte de eigenzinnigheid die de band heden ten dage tentoonspreidt. Het leverde bovendien een platendeal met Ripple Music op en Family The Smiling Thrush is het eerste wapenfeit dat op dit Californische psy/doom/stoner-label uitkomt.
Zoals te doen gebruikelijk in dat hoekje, bedient ook Boss Keloid zich van uitgesponnen nummers met lange opbouw. De heren deinzen er absoluut niet voor terug om de tijd te nemen een sfeer uit te werken. Dat begint al met de openingstrack. Onder de ietwat vreemde titel Orang Of Noyn wordt u gelijk onderworpen aan een bijna negen-en-een-halve minuten durende monstertrack. Met de erop volgende soort van titeltrack Smiling Thrush van vijf-en-een-halve minuut als kortste track, neemt de band duidelijk de ruimte om nummers tot leven te laten komen. Tot zover niets om wakker van te liggen of anderszins onder de indruk van te zijn.
Maar zoals wel vaker gaat het niet om de randvoorwaarden, maar om de invulling en die invulling laat zich maar moeilijk omschrijven. Als ik met een pistool op mijn hoofd een referentiekader zou moeten scheppen, dan zou ik het een extreme variant van Mastodon ten tijde van Crack The Skye noemen. Een dergelijke vergelijking doet beide bands echter tekort. Waar Mastodon altijd oog houdt voor de luisteraar en het liedje, steekt Boss Keloid de draak met wat hoort en wat past. Zonder overigens totaal uit de bocht te vliegen of in John Zorneske semi-chaos te vervallen. Nee, de band maakt een gedreven indruk en heeft een duidelijke focus, maar schuwt het experiment niet.
Want hoewel de roots onmiskenbaar terug te horen zijn, verweeft het viertal vrijwel feilloos eigenlijk totaal niet passende elementen in hun logge tracks. Family The Smiling Thrush ademt, schuurt, zweeft, drijft, stuwt en wekt verwondering. Neem nou die openingstrack. Wie verzint het om tussen al die lagen loodzware, zompige bassriffs en wat al dies meer zij een lichtvoetige, akoestische gitaar te verstoppen? Boss Keloid dus. En dat is (uiteraard) nog lang niet alles, want ook op drums wordt er flink gexperimenteerd. Tussen het geraffineerde bombastische beukwerk door worden namelijk verzachtende omstandigheden gecreerd op de bekkens. Zowel op tactische als (op het eerste gehoor) minder tactische momenten tovert drummer Ste Arands hoge tonen uit zijn hoge bekken-hoed.
Zo gebeurt er dus van alles en krijgt u enorm veel muzikale informatie voor de kiezen. Zoals u ongetwijfeld al wel vermoedde, is een enkele luisterbeurt dan ook verre van toereikend. Het zal u dan ook niet verbazen dat n en ander pas echt tot zijn recht komt bij beluistering op een fatsoenlijke koptelefoon/geluidsinstallatie. Aan de andere kant: wie luistert er berhaupt nog muziek op zijn laptopspeakers, of op anderszins artiest-beledigende 'installaties'?! Op verstokte blekkies na dan, natuurlijk. Die vormen altijd een uitzondering. Maar ik dwaal af.
Want we moeten het hebben over de langzaam ontluikende genialiteit die schuilgaat achter deze plaat. Boss Keloid gebruikt zijn ervaring en technische vaardigheden om vernuftig te spelen met verwachtingen. Nergens is er rust. Nergens is het voorspelbaar. Het wringt, het wurgt, het vloeit, het draait en keert, en toch! Toch is het heerlijk headbangbaar. Dat zanger/gitarist Alex Hurst zijn stem ver over de maatstrepen heen projecteert doet daar niks aan af. Het is altijd duidelijk waar 1 is. Knap gedaan.
Dit album is overduidelijk niet voor iedereen weggelegd, maar dat had u ongetwijfeld zelf ook al wel geconcludeerd. Het is vooral bedoeld voor de geoefende luisteraar en de liefhebber van genre-tartende composities, die schijt hebben aan conventies. Hoewel er zeker geruststellende behapbare riffs aan bod komen, zoals bijvoorbeeld het beginstuk van Smiling Thrush, is dit niet de plaat die je op de achtergrond opzet bij een al dan niet romantische Tinder-date. Deze plaat schreeuwt om vileine verorbering onder venijnig ferm volume. Het is een flinke kluif, maar met de marinade die de Britten over dit meesterlijke monsterwerkje hebben uitgesmeerd, kunnen zowel de plechtig statige beukriffs als de strelend melodieuze intermezzo's met gulzig genot opgepeuzeld worden. De vingers kunnen uiteindelijk worden afgelikt bij het akoestische gitaar-outro van afsluiter Flatt Control.
Samengevat kunnen we concluderen dat Boss Keloid weer een meesterwerkje uitgepoept heeft, maar daarmee slechts een select publiek aanspreekt. Dat lag na Melted On The Inch ook wel in de lijn der verwachting en dat is ook helemaal niet erg. We krijgen tegenwoordig al genoeg generieke platen van bands die zichzelf en elkaar herkauwen over de schutting gekeild. Het is dit soort pareltjes dat opvalt in de niets-zeggende dertien-in-een-dozijnmassa die het huidige muzieklandschap zo karakteriseert. Toe aan wat nieuws? Grijp dan uw kans met Family The Smiling Thrush.
Tracklist:
1. Orang Of Noyn
2. Gentle Clovis
3. Hats The Mandrill
4. Smiling Thrush
5. Cecil Succulent
6. Grendle
7. Flatt Controller