The Necromancers is een vierkoppige formatie uit Frankrijk. De groep uit Poitiers komt dit jaar middels de full-length Servants Of The Salem Girl met zijn eerste wapenfeit. Dit album heeft een totale speelduur van veertig minuten verdeeld over zes songs, die de genres stoner, doom en heavy metal aandoen.
Servants Of The Salem Girl is een stonerplaat zoals je die graag hoort. De Fransen spelen bevlogen, komen met een vrachtlading riffs en slaan een mooie brug tussen melodie en vuigheid. Wanneer The Necromancers op zijn toegankelijkst is, klinkt het als Queens Of The Stone Age en Truckfighters. De zang is deels clean en rauw. In het laatste geval krijg je een bikergevoel bij de muziek en klinkt het als Orange Goblin en Motrhead. De band omschrijft zichzelf als occulte heavyrock. Het occulte is terug te horen in de songteksten. Lucifer wordt namelijk in meerdere songs direct toegezongen door deze Franse geestenbezweerders.
Het merendeel van de liedjes klokt rond de zeven minuten. Ondanks de relatief lange speelduur vliegt de tijd voorbij. Dit komt door het enthousiasme van de bandleden, dat aanstekelijk werkt. De band komt gedecideerd over, vooral in de onweerstaanbare composities Salem Girl Part I, Lucifers Kin en Black Marble House. Zo hier en daar kan een riff je wel wat bekend voorkomen, maar dat mag de pret niet drukken. De band maakt optimaal gebruik van de genomen ruimte in de composities. Salem Girl Part I kent behoorlijk wat herhaling, maar omdat de instrumentatie prima verzorgd is, gaat het niet vervelen. Het dubbele gitaarwerk van Tom Cornire en Robin Genais is ook een leuke toevoeging en zorgt voor een aanvullend heavy metal-tintje.
Het is indrukwekkend wat de groep hier laat horen. Zeker als je bedenkt dat deze groep nog maar twee jaar bestaat. De groep levert hier een overtuigende, maar vooral erg leuke plaat af, die de liefhebbers van stoner, doom en heavy metal zeker gaat bekoren.
Tracklist:1. Salem Girl Part I
2. Lucifers Kin
3. Black Marble House
4. Necromancers
5. Grand Orbiter
6. Salem Girl Part II