Op de tweede dag van Jera On Air zijn de weergoden het festival gunstig gezind. Regen is vanaf nu weer verleden tijd en de zon staat non-stop te branden op de bezoekers. Het is warm, maar gelukkig niet té warm. Het terrein is echter minder gunstig de regen doorgekomen en is één grote modderpoel, maar de organisatie heeft het bezaaid met houtsnippers, waardoor het prima begaanbaar is. Gelukkig zijn het niet de halve boomstammen die vorig jaar op het veld te vinden waren, maar zijn ze gewoon normaal van formaat. Als goedmaker voor de lange wachtrijen van gister trakteert Jera On Air vandaag elke bezoeker op zijn eerste drankje en deelt muntjes uit bij de ingang. Daar mag op geproost worden!
De eerste band die we zien is de Amerikaanse hardcore-punkband End. Het publiek heeft de Eagle-tent nog niet helemaal gevonden. Ondanks dat End geclassificeerd staat als hardcore-punkband heeft de band veel meer in huis. Ook core-elementen vinden hun weg terug in de muziek en tevens wordt er flink geflirt met death metal. Al deze invloeden zijn niet zo verwonderlijk als je kijkt uit welke formaties de bandleden komen. Vocalist Brendan Murphy schreeuwt de boel ook bij Counterpars bij elkaar en drummer Billy Rymer is bekend van het voormalige The Dillinger Escape Plan, terwijl gitarist Will Putney verantwoordelijk is voor het fantastische gitaarwerk in Fit For An Autopsy. De vlieguren die de mannen al hebben gemaakt betalen zich dan ook uit op het podium. Hier staat het een band die de klappen van de zweep kent en het klinkt dan ook allemaal als een tierelier.
Als metalcore-formatie Attila de planken betreedt in de Vulture-tent is het gelukkig al wat drukker. Het optreden van vandaag staat in het teken van het tien jaar geleden uitgebrachte About That Life (2013) en vandaag is de eerste show van deze tournee. Helaas voor Attila is het niet een show zonder problemen. Dat ligt niet aan de groep zelf. Deze speelt energiek en krijgt zonder al te veel moeite het publiek mee. De eerste helft van de set zijn er dan ook geen problemen, totdat bij Ragealholics de stoppen doorslaan en er niets meer te horen is. Het duurt een dikke vijf minuten voordat er weer muziek door de speakers schalt. Het mooie aan het publiek in de tent is, dat het tijdens de technische gebreken de naam scandeert van de groep en hoorbaar wil dat Attila terugkomt. De fans krijgen dus wat ze willen, al blijkt dat voor korte duur. Tijdens afsluiter (het nieuwe) Bite Your Tongue valt wederom alles uit en dit betekent helaas een vervroegd einde van het optreden.
Any Given Day klinkt als een liefdesbaby van Killswitch Engage en Five Finger Death Punch. In het geval van een kraambezoek zou je bij deze niet spreken over een mooie baby, maar vooral over een lief kindje. De Duitse metalcoreband is namelijk totaal risicoloos, klinkt het liefst zo onorigineel mogelijk en vinkt keurig alle trends af. Ongevaarlijk zou je overigens niet zeggen over de boomlange en brede frontman Dennis Diehl. Zijn verschijning eist alle aandacht in positieve zin op en ook zijn vocalen zijn keurig. Hetzelfde geldt voor bassist en backingzanger Michael Golinski. Het talent is dan ook absoluut aanwezig en de groep geeft een meer dan goede performance weg. Het publiek reageert dan ook opperbest op de Duitsers en er wordt flink meegezongen en gemosht. Diehl krijgt het zelfs voor elkaar om de mensen push-ups te laten doen, voordat ze een wall of death mogen creëren. Aangezien dit optreden in de Buzzard-tent is, vliegen hier ook weer de mensen van het podium af om door het publiek opgevangen te worden. De ode aan Oekraïne met de in een Five Finger Death Punch-jasje gestoken cover Wind Of Change (Scorpions) is goed uitgevoerd, maar is ook makkelijk scoren. Met deze track kun je live uiteraard nooit de mist in gaan. De kritiek op het songmateriaal mag er zijn, maar de reacties van de toeschouwers en de geboden kwaliteit tijdens het optreden geven Any Given Day het nalachen.
Postpunkbands zijn niet in groten getale aanwezig op Jera On Air, maar met het Amerikaanse Touché Amoré heeft de organisatie een heel fijne binnen gehaald. Op plaat weet de formatie vrijwel altijd te overtuigen met als hoogtepunt Stage Four (2016). De formatie rondom vocalist Jeremy Bolm weet de Vulture-tent dan ook het gehele optreden in een goede greep te houden. De sfeer in de songs is duidelijk voelbaar en de uitbarstingen zijn explosief, waarbij Bolm zich goed geeft. Tijdens het zingen zie je een krachtige zanger, maar is ook de breekbaarheid in zijn stemgeluid hoorbaar. Daarnaast worden zijn zanglijnen ondersteund door heerlijk harmonieus gitaarwerk. Het nostalgisch klinkende Reminders is een opzwepend hitje dat veel bijval krijgt vanuit het publiek. Hierin klinkt de groep meer straightforward met een punktintje, terwijl het instrumentale ~ en het erop volgende New Halloween veel meer gelaagdheid laat horen, alsmede afsluiter Limelight. Touché Amoré laat een prima indruk achter.
Voor de hardcore van Lionheart lopen de festivalbezoekers wel warm. De groep mag zich rekenen tot één van de populaire hardcore-formaties die na het millennium is ontstaan. Waar Lionheart in het begin van zijn carrière vooral het spoor van Hatebreed volgde, werden er in de loop der jaren meerdere invloeden toegevoegd zoals onder andere hiphop en metal. De band begint zijn optreden met mantra Cali Stomp en het publiek scandeert luidkeels LHHC (Lionheart Hardcore) en dat zal dit optreden nog veelvuldig voorbij komen. Vorig jaar werd Welcome To The West Coast III uitgebracht en hier komen Death Comes In 3's en Live By The Gun van voorbij. Het nieuwe materiaal past prima tussen het oude materiaal, maar er zijn ook niet echt wezenlijke verschillen tussen de laatste paar platen. Lionheart weet vooral richting het einde van zijn set indruk te maken door heel slim Break Stuff van Limp Bizkit te verwerken in When I Get Out. Chaos gegarandeerd. Ook is de Beastie Boys-cover (You Gotta Fight) For Your Right (To Party!) doeltreffend. Zoals Lionheart begint met zijn eigen mantra, zo eindigt deze ook weer met een mantra (LHHC). Prima optreden en één van de hoogtepunten van alle hardcore-bands van dit festival.
De ska-punk van The Interrupters wordt steeds populairder. Per album ziet de groep rondom vocaliste Amy Interrupter en de drie Bivona-broers hun faam groeien. Terecht ook, want de makkelijk in het gehoor liggende songs hebben alle een hoog meezinggehalte en genoeg hitpotentie. Het is dan ook enigszins verrassend dat het grote publiek nog niet compleet gevallen is voor de charme van The Interrupters. Waar de band in het begin vooral op sleeptouw werd genomen door Tim Armstrong en ook fors beïnvloed is door zijn band Rancid, laat de formatie op zijn twee laatste platen (Fight The Good Fight (2018) en In The Wild uit 2022) horen meer dan capabel genoeg te zijn om op eigen benen te staan. Ook het optreden van vandaag is een succesverhaal. Kenbaar zo erg dat een dolgedraaide fan toegang weet te verschaffen tot het podium en bassist Justin Bivona bij zijn microfoon wegjaagt om vervolgens, voordat hij wordt weggesleept door de beveiliging, de frontvrouw ten huwelijk vraagt. Zou hij weten dat haar man (Kevin Bivona) gewoon aan de andere kant van het podium gitaar staat te spelen? The Interrupters starten overigens niet geweldig aan het optreden. Ondanks dat meteen een scala aan hits ingezet wordt, lijkt de groep zich nog wat in te houden. De tracks worden een tandje langzamer gespeeld en de bij het publiek zichtbare energie, wordt op het podium nog een beetje gemist. Gaandeweg komt de band beter in het optreden en wordt het ook nog maar eens duidelijk wat voor hitmachine de ska-punkers zijn. Opvallend is dat Tim Armstrong zich niet even laat zien om mee te zingen met Family, aangezien hij toch aanwezig is voor zijn show van vanavond. Hoogtepunten zijn She's Got Arrested, (dat massaal bijval krijgt vanuit het publiek), het opzwepende Gave You Everything en afsluiter She's Kerosene. Het kan niet anders dat als The Interrupters op deze manier zo doorgaat, de band nog een mooie toekomst staat te wachten.
De Amerikaanse hardcore-punkband Stray From The Path gaat alweer sinds 2001 mee en bracht vorig jaar zijn tiende plaat Euthanasia uit. Het kwartet laat er bij opkomst geen gras over groeien en klapt er meteen hard in met opener Needful Things. Vocalist Andrew Dijorio is een druk baasje en maakt indruk met zijn fanatieke performance. Ook de rest van de bandleden is actief en die energie zie je terugvloeien in het publiek. Aan de andere kant maakt het niet uit welke groep op het podium staat. Het publiek heeft het hele weekend al zin in een feest en gaat werkelijk bij elke band los. Het optreden van vandaag staat vooral in het teken van Euthanasia en hier komen dan ook de meeste tracks van voorbij. Vooral het protestnummer tegen de politie III klinkt krachtig met teksten die er niet om liegen. Het enthousiasme is op het podium duidelijk merkbaar en de woorden van dankbaarheid die Dijorio uitspreekt zijn dan ook oprecht. Stray From The Path heeft met zijn uitstekende optreden ongetwijfeld zijn fanbase weer weten uit te breiden.
Fever 333 fuseert punkrock met hiphop en tackelt in zijn muziek sociale en politieke problemen. De ziel van Rage Against The Machine huist in bandleider Jason Aalon Butler en dat laat hij nadrukkelijk weten tijdens het optreden. Muzikaal komt Fever 333 goed voor de dag. Het zijn niet alleen de opzwepende riffs die erg lekker klinken, maar ook de pakkende songs hebben een goed effect op het publiek. Het probleem met activistische groepen is dat het programma van Jera On Air er vol mee staat. Hierdoor worden de preken tussen de songs wel heel erg herhalend en heb je ze op den duur wel gehoord. Fever 333 maakt het dan ook net te bont door te vaak tussen de tracks door een minderheidsgroep aan te halen en een probleem uit te lichten. Laat in dit geval de muziek maar iets meer voor zichzelf spreken. Nummers als Swing en Made An America zijn dan ook prima songs, al verbleken deze bij het heerlijke catchy Prey For Me. Ook Fever 333 waagt zich net als veel acts vandaag aan een cover en schotelt een aangepaste versie van Blur's Song 2 voor. Wederom succes gegarandeerd, maar net als bij zoveel bands die covers spelen, een iets gewaagdere keuze zou ook welkom zijn.
De naam van Sleep Token gonsde al een tijdje rond, maar het onlangs uitgebrachte album Take Me Back To Eden bezorgde de groep ineens wereldfaam; een fijne bijkomstigheid voor de organisatie die de mysterieuze formatie al binnen had weten te hengelen voor deze doorbraak. Qua muzikale stijl is de alternatieve metalband een beetje het buitenbeetje op het festival. Desondanks is de interesse groot en staat de Vulture-tent bij aanvang van het optreden vol. De show van de gemaskerde, anonieme groep onder leiding van frontman Vessel weet niet meteen te overtuigen. Het is zelfs overwegend saai. Geen interactie en mysterie hoort bij de act, maar het is nou niet dat de muziek zo illuster is dat het geheel echt rijmt. Vessel is echter de publiekstrekker en is actief op het podium. Bewegelijk loopt en spring hij heen en weer op het podium en het is goed dat Sleep Token heeft gekozen voor een setlist waarin de wat hardere nummers domineren, al is het vreemd dat de band een nummer als Chokehold achterwege laat. De muzikanten weten de gelaagdheid van de songs goed over te brengen, maar doordat er heel weinig gebeurt op het podium is het moeilijk om de aandacht er constant bij te houden. Dat het geluid in het begin nog niet heel goed afgesteld staat, helpt ook niet mee. De toeschouwers laten dan ook een verdeeld beeld zien. Je ziet dat de fans de tracks meezingen en genieten, maar je ziet ook een groep het geheel gadeslaan en op den duur de interesse verliezen. De tent is na afloop van het optreden dan ook niet meer zo vol als deze in het begin was. Het lijkt erop dat Sleep Token nog werk te doen heeft, wil het live net zo omarmd worden als op plaat.
Er zijn weinig artiesten die de ellende van de coronaperiode zo effectief op plaat hebben weten vast te leggen als Frank Turner dat deed op FTHC (2022). De man ging door een diep dal en besloot om alle malaise van zich af te zingen en dat resulteerde in een album dat een stuk harder en meer punkrockgericht klinkt, dan dat hij een lange tijd heeft uitgebracht. Voor zijn tournee heeft hij zijn begeleidingsband The Sleeping Souls meegebracht en is hij vastberaden om die hernieuwde energie ook live te brengen. Het resulteert in één van de leukste optredens van het gehele festival. De flamboyante troubadour bespeelt het publiek zonder al te veel moeite met zijn goedlachse houding en nimmer aflatende charme en krijgt zo alles voor elkaar wat hij vraagt. Als Frank vraagt of het publiek wil springen, dan doet het dat. Als Frank vraagt om een circlepit, dan krijgt hij deze en als Frank vraagt om heel veel circlepits, dan zijn deze overal. Vol gas trapt hij af met het nieuwe Punches en voor de eerste drie songs houdt hij zijn elektrische gitaar vast. Deze wisselt hij later om voor een akoestische om deze niet meer af te staan. Wie vervolgens denkt dat het tempo ook hiermee omlaag gaat, heeft het mis. Recovery wordt uiterst fanatiek gespeeld en ontketent een groot volksfeest, terwijl het felle Non Serviam de hardcore-liefhebbers tevreden moet stellen. De gehele set blijft een groot energiek feest en de frontman kan het dan ook niet laten om tijdens afsluiter Four Simple Words het publiek in te springen en het nummer al crowdsurfend te voltooien.
Van alle groepen die op het festival staan, heeft Papa Roach commercieel het meeste succes heeft gehad. In de hoogtijdagen van nu-metal sloeg Infest (2000) in als een bom en mega-hit Last Resort mag zich scharen onder de klassiekers van het genre. Drieëntwintig jaar later is Papa Roach nog steeds levendig. Niet meer zo relevant als in de begindagen, maar de groep onder leiding van Jacoby Shaddix jaagt nog steeds genoeg trends na, zodat deze zichzelf altijd in de kijker speelt. Zo levert de band om de zoveel jaar nog een hitje af en zijn sommige platen af en toe ook nog de moeite waard. Live komt de groep altijd sterk voor de dag. Papa Roach en met name de frontman geven zich altijd honderd procent. Vooral Shaddix weet met deze houding immer te overtuigen en zo ook vandaag. Het zijn vooral oudjes als Getting Away With Murder, Scars, Death Cell, Broken Home, To Be Loved, Between Angels And Insects en de onvermijdelijke afsluiter Last Resort die massaal meegezongen worden en het publiek laat springen en moshen. Ook het wat nieuwere Born For Greatness heeft een prominente plek in de setlist en mag zich rekenen tot één van de grotere hits van de formatie. Tussen de songs door experimenteert de groep met raps (waarbij de formatie ondersteuning krijgt van bandleden van Fever 333 en Hollywood Undead) en gedeeltes van covers die vervolgens overlopen in eigen werk. Ook komt er een succesvolle versie van The Prodigy's Firestarter voorbij. Herkenbaarheid is de troef. Aangevuld met de niet aflatende energie van de frontman zorgt het ervoor dat Papa Roach weinig nodig heeft om een wervelende indruk achter te laten.
Hatebreed heeft momenteel geen nieuwe plaat te promoten en trakteert Jera On Air vanavond dus op een lekker ouderwetse hardcore-set. De groep viert bijna zijn dertigjarige jubileum en brulboei Jamey Jasta staat hier meermaals bij stil. De nostalgische insteek zorgt ervoor dat meerdere oude songs uit de jaren negentig voorbijkomen als Last Breath, Smash Your Enemies, Before Dishonor en Burn The Lies. Los daarvan is het gewoon een Hatebreed-show zoals je gewend bent van de formatie. Altijd krachtig, altijd formidabel. Uiteraard kunnen krakers als Looking Down The Barrel Of Today, As Diehard As They Come, This Is Now en het onvermijdelijke Destroy Everything niet achterwege blijven. Vooral laatstgenoemde blijft een klasse apart en moet toch wel één van de heerlijkste songs zijn om live te spelen.
Met Rancid heeft de organisatie een leuke headliner te pakken. De formatie mag zich rekenen tot één van de meest invloedrijke punkrockbands en de tentakels van de bandleden reiken ver. Zo stonden oerleden Tim Armstrong en Matt Freeman al aan de oorsprong van ska-punk met Operation Ivy en is vooral eerstgenoemde betrokken bij talloze zij-projecten en samenwerkingen. Ook Lars Frederiksen is een gigant in het genre. Naast Rancid wist hij niet alleen indruk te maken met zijn eigen band Lars Frederiksen And The Bastards, maar is hij ook bij legio andere projecten betrokken als muzikant of producer. Rancid is tegenwoordig niet heel vaak meer te zien in Nederland en ook vers studiomateriaal laat lang op zich wachten. Desondanks bracht de formatie onlangs zijn tiende plaat Tomorrow Never Comes uit. Opvallend is dat hiervan alleen maar de titelsong gespeeld wordt en dat in een set die bestaat uit tweeëntwintig tracks. Rancid concentreert zich op het verleden en belicht vooral klassiekers als Let's Go (1994) en ...And Out Comes The Wolves (1995). De hits volgens elkaar in een rap tempo op en het publiek geniet zichtbaar van tracks als Roots Radicals, Maxwell Murder, The 11th Hour, Radio, Olympia WA, Listed MIA, Time Bomb, Ruby Soho en noem ze maar op. Ook speelt Kevin Bivona van The Interrupters meermaals mee als toetsenist, waarbij hij het regelmatig in de dad-jokes van Frederiksen moet ontgelden. Steevast wordt hij aangekondigd als zijn zoon, wat uiteraard niet zo is. Sowieso is het de actieve Lars Frederiksen die het meeste een show van het optreden maakt. Hij zoekt veelvuldig contact met het publiek, neemt meestal het woord en is overal op het podium te vinden. Het is overduidelijk te zien dat ouderdom de mannen een beetje begint in te halen. De kenmerkende hanenkam van Frederiksen is al een poosje weg en Tim Armstrong loopt inmiddels onherkenbaar rond met een gigantische baard. Desondanks valt er niets af te dingen op de speelwijze van de mannen. Instrumentaal en vocaal staat het als een huis. Het zou dan ook fijn zijn als Rancid nog lang actief blijft. Zowel de nieuwe plaat als dit optreden bewijst dat de koek nog lang niet op is.