Mijn avondje begint dus met Zeal & Ardor. De diversiteit van het publiek is opvallend. Natuurlijk zijn er veel zwarte shirts, maar ondanks de heftige black-metalinvloeden in de muziek vanavond, weinig typische, verstokte blekkies. Hoe komt dat?
Hoe breng je gruizige black metal met blastbeats aan mainstreampubliek? Je moet het mengen met iets nieuws. Iets origineels. Iets dansbaars liefst. Elektronica komt dan al snel op. En ja, die kan afgevinkt worden, aanwezig. Maar negro-spirituals en blues zijn niet heel compatibel met gruizige black. Althans, dat zou je zeggen. Bandleider Manuel Gagneux bewijst dat het kan. Dan toch in ieder geval op plaat. Of dat live ook enigszins uit de verf komt, is de vraag.
Ik wurm mij naar voren door de toch nog steeds volle zaal en vind een plekje vooraan om foto's te kunnen maken. Het is druk. Met het geroezemoes van bijpratende bezoekers op de achtergrond wordt het podium omgebouwd. Het podium lijkt welhaast leeg. Dat is toch wel het voordeel van die in-ear monitors: die lelijke bakken vooraan zijn weg. Maar ook bandleider Manuel Gagneux houdt het clean. Een ietwat klassieke monitorstandaard houdt zijn beide microfoons vast. Verder heeft hij alleen een aan-uit-voetswitch voor zijn gitaar voor zich liggen.
Lompharde, diepe bassen kondigen het begin van de show aan. Manuel heeft twee zangers aan zijn zijde. Daarnaast is er een gitarist (zonder effecten) en een bassiste die gek genoeg wel een hele rits aan bas-effecten bij zich geeft. En uiteraard een drummer die ook een vrij minimalistische set heeft. Slechts één tom en drie floortoms en vijf bekkens. Maar wat doet het ertoe?
Met In Ashes is het duidelijk dat Manuel heel goed weet wat hij kan en wat hij te vertellen heeft. Ja, die gitaar heeft een lekker gruizige distortion, maar staat net als op plaat niet al te prominent in de mix. Zowel hij als de heren aan zijn zijde verstaan hun vak en hebben zowel de grunts als de negro-spirituals onder controle.
Manuel concentreert zich op de muziek, maar vraagt indirect wel aan het publiek om met hem mee te gaan: "Servants! Join us!" En langzaam maar zeker raakt de één na de ander overtuigd van zijn duivelse oproepen. Ondanks dat hij en zijn bandleden zo ongeveer over het publiek heen zingen, raakt de één na de ander in de ban. Ondanks de zo uiteenlopende muziek. Van mosh, tot elektrodansje, van headbang tot dromerige shoegaze, het brengt band en publiek dichter bij elkaar.
"We are Zeal & Ardor. We don't talk much", drukt Manuel ons halverwege de set nog op het hart. En zo is het. Ook onderling is er weinig contact. Het lijkt een verzameling artiesten die samen goede muziek maken, maar vaak ook in hun eigen wereld gekeerd zijn. Dat gaat wonderwel vrijwel altijd goed. Het optreden is uitzonderlijk strak. Zelfs in de welhaast random overgangen. Het enige foutje is de kopstem van Manuel. Daar zit hij er af en toe flink naast. Ook de overgang naar zijn gewone stem is niet helemaal jofel. Maar zoveel kopstem zit er niet in de songs, dus dat scheelt.
Het is een lange setlist, maar gezien vrijwel alle nummers op de albums onder de vier minuten klokken, is dat niet gek. De band verlaat het podium pas na ruim drie kwartier. Toch blijft iedereen staan. "Dat was geen afscheid, die komen wel terug", hoor ik achter me. En ja, Devil Is Fine moet toch ook nog komen?
En natuurlijk komen ze terug. Quasi-grappig spreekt Manuel: "O, hey, you're still here?! It's almost as if you've actually paid for this." Dat komt hem op wat schaapachtig gelach te staan. Hij kan het maar beter bij muziek houden. En dat doet hij vervolgens dan ook. Drie nummers, waaronder inderdaad het verwachte Devil Is Fine, sluiten de avond af. Een daverend applaus volgt. De band lijkt hier oprecht door geraakt te zijn en dat heeft vanzelfsprekend ook zijn weerslag op het publiek. Maar ietwat ongemakkelijk taait de band langzaam af. En zo trekt ook het publiek richting kluisjes, merchandise en de bittere kou buiten. Het was een duivels mooi avondje.