Stipt om half negen betreedt Árstíðir het podium. Vorig jaar nog een kwartet, maar met het vertrek van violist Karl James Pestka in 2016 bestaat de formatie nog uit drie musici: gitaristen Gunnar Már Jakobsson en Daniel Auðunsson en toetsenist Ragnar Ólafsson. Alle drie heren zingen er ook nog bij, waarbij Gunnar de meeste leadpartijen voor zijn rekening neemt. Het IJslandse trio speelt een mix van Sigur Rós, ELP, Radiohead, Massive Attack en indiefolk. Ingetogen, hemels, breekbaar en het publiek luistert dan ook aandachtig. Op de achtergrond zijn beelden van een vogel te zien en van boomtoppen, gezien vanaf de grond de hemel in. Die vrijheid en het hemelse vind je ook in de dynamische muziek terug.
Ragnar breekt het ijs al bij opkomst met “some useful dutch words: Fryslân boppe!” Hij zegt over Heyr Himna Smiður (het nummer van de populaire YouTube-video): “It's a song we normally only play at train stations” en de vertaling van Systir is heel simpel: “Sister, it's not so difficult. Zo is er ontspanning tussen alle serieuze en ingetogen muziek door. Wel zit er een mooie opbouw in de set naar stevigere songs. Hoogtepunten zijn Things You Said (Massive Attack meets Beck and Radiohead), Someone Who Cares en het stevige Shades. Opmerkelijk is de alternatieve uitvoering van veel songs en de aanwezigheid van het nieuwe Mute op de setlist, dat wel iets wegheeft van Pink Floyd en een mooie keyboardsolo bevat. Voor sommige bezoekers is Árstíðir wat té rustig, maar aan het luide applaus en gejuich te horen heeft het overgrote deel genoten van de voordracht.
We blijven in hogere sferen met het darkfolkintro van Myrkur. Ze betreedt het podium met een tak in haar hand en ook de microfoonstandaard bestaat uit een verzameling takken. Een grappenmaker zou terecht kunnen spreken van een takkewijf. De Deense zangeres begint, terwijl een ventilator ervoor zorgt dat er wind door haar haren waait, met het titelnummer van haar meest recente album Mareridt, dat vertaald wordt met nachtmerrie. Het zijn juist deze momenten waarop de frontvrouw imponeert. Haar folky zang is prachtig en het is dan ook jammer dat haar vocalen in de stevigere nummers met black metal bij vlagen wat te zacht in de mix staan.
Verder geen kwaad woord over het geluid, want alle partijen zijn goed te horen en ook de uitvoering zelf is niets mis mee, al missen de statische gitaarpartijen wat inventiviteit. Het draait vooral om de zang van Myrkur zelf en die is vandaag zuiver. Ook de hoge noten worden moeiteloos gehaald. Ulvinde, Onde Børn en Jeg Er Guden, I Er Tjenerne zijn vroege hoogtepunten. Halverwege de set gaat het tempo omhoog met onder andere Måneblôt en Elleskudt. Er is dan ook meer beweging bij de toeschouwers en over beweging gesproken: veel meer dan in eerdere shows komt Myrkur achter de microfoonstandaard weg om de teksten uit te beelden in verschillende poses en met handgebaren.
Ook speelt ze af en toe gitaar, maar dat laat ze verder veelal over aan de wat statische gitarist links naast haar. Net als voorheen dragen hij, de bassist en de drummer een hoodie met de capuchon over het hoofd. Slechts af en toe is er beweging. Verder gaat alle aandacht terecht uit naar Myrkur. Ze laat haar mooie zanglijnen gelden in Skøgen Skulle Dø en eindigt de show solo met een prachtige uitvoering van het traditionele Noordse folknummer De Tre Piker, waarbij ze de maat aangeeft met een percussie-instrument. Het publiek hoopt daarna op meer, maar na vijftig minuten is het einde verhaal.
Doorgaans kiezen bands voor een muzikaal intro, maar Sólstafir laat op de achtergrond beelden zien uit een film. Nadat de film abrupt eindigt en overgaat in het tonen van de cover van het meest recente album Berdreyminn (dat had subtieler gemogen), is het de muziek die tot de verbeelding spreekt. Het geluid staat namelijk vanaf het begin uitstekend afgesteld en daardoor komt ook het spel op de mandoline van Sæþór Maríus 'Pjúddi' Sæþórsson in Ótta goed tot zijn recht nadat Silfur Refur de set heeft geopend.
Er zit niet alleen een mooie diepte in de sound, maar ook het basspel van Svavar 'Svabbi' Austmann komt erg goed uit de verf, waardoor de climax van Ótta extra sterk is en andere nummers een goede basis hebben. In Lágnætti vallen wederom de details in positieve zin op. Vervolgens neemt Addi onder een relaxed achtergrondmuziekje het woord om te vragen of iedereen het naar zijn zin heeft, om aan te geven dat hij en de anderen niet echt garant staan voor feestmuziek, maar dat Ísafold “kind of a party song” is. Hij probeert de aanwezigen mee te laten klappen op de beat en dat lukt gedeeltelijk. De frontman toont zich in tegenstelling tot de anderen zeer actief, gooit de ventilator van Myrkur opzij en is regelmatig staand op het randje van het podium te vinden om daar contact te maken met de fans, waarvan sommigen alle teksten woord voor woord meezingen.
Met het titelnummer van Köld komt er een oudje aan bod. De rauwe track imponeert vooral met zijn dynamiek en intense climax, waarbij hij zijn gitaar aan iemand in het publiek geeft. Nadat hij hem heeft teruggekregen, zet hij zijn instrument weg en volgt een intermezzo met aansluitend Hula. De beleving bij dit nummer is zeer intens en hij lijkt in zijn eigen wereld te verkeren, maar weet waar hij mee bezig is en betrekt het publiek andermaal. In deze fase is het keyboardspel van Ragnar Ólafsson (van Árstíðir) goed hoorbaar en het drumwerk van Hallgrímur Jón 'Grimsi' Hallgrímsson onderscheidend, waar die elders in slechts mindere mate opvallen. Addi, die één van de vrouwelijke fans een kus op de hand geeft, laat daarna de keuze aan het publiek of de laatste twee nummers als toegift gespeeld moeten worden of niet. Het publiek is niet eensgezind, maar besloten wordt om geen toegift te spelen. Bláfjall, dat tot de hoogtepunten van de set hoort, wordt opgedragen aan de eerder vandaag overleden Malcolm Young, samen met broer Angus oprichter van AC/DC.
De toespraken en intermezzo's halen de vaart wel wat uit de set, maar zijn deels wel vermakelijk. Zo laat hij het publiek kiezen welk nummer als laatste gespeeld moet worden. Verschillende verzoeken volgen vanuit de zaal, waarvan hij bij een enkele toezegt het nummer te gaan spelen. Toch bedenkt hij zich een paar keer. Zo volgt er geen Iron Maiden-cover en wordt een verzoek om Ritual Of Fire te spelen, genegeerd “because it didn't sound good when we rehearsed it. We probably have to refund if we play it for you.”
Het is uiteindelijk Goddess Of The Ages, dat een sterk optreden van de IJslanders in stijl beëindigt, al verschijnt er eerst een bureaublad voordat er een clip met lava meedraait. “All fun must come to an end”, maar niet voordat er een diepe buiging gemaakt wordt en een luid applaus klinkt voor een prima uitvoering door Sólstafir. Ook Myrkur en Árstíðir verdienen complimenten voor hun optreden. De bezoeker in Leeuwarden kreeg veel waar voor zijn geld vanavond en na afloop is het dan ook druk bij de merchstand. Op 15 december staan de drie bands in de Maassilo te Rotterdam.
Setlist Sólstafir:
1. Silfur-Refur
2. Ótta
3. Lágnætti
4. Ísafold
5. Köld
6. Fjara
7. Hula
8. Bláfjall
9. Goddess Of The Ages
Setlist Myrkur:
1. Mareridt
2. The Serpent
3. Ulvinde
4. Onde Børn
5. Jeg Er Guden, I Er Tjenerne
6. Måneblôt
7. Elleskudt
8. Skøgen Skulle Dø
9. Skaði
10. De Tre Piker
Setlist Árstíðir:
1. Himinhvel
2. Things You Said
3. Mute (New Song)
4. Heyr Himna Smiður
5. Someone Who Cares
6. Systir
7. Shades
Met dank aan Ronald van de Baan van LiveReviewer voor de foto's.