Wat begon met ingewikkeld geschreven, neobarokke technische death metal met Oracles (2009) is in de loop der jaren gevolueerd naar krachtige albums met uitgekiende composities. Opera combineert brute, symfonische death met de grandeur van het klassieke Italiaanse muziektheater van Verdi en Puccini. De plaat is gestructureerd als een theatraal stuk van tien bedrijven, genspireerd door het ongeluk van frontman Francesco Paoli bij het bergbeklimmen in 2021. Je wordt meegezogen in de draaikolk van gemengde gevoelens en ongemakken die Francesco Paoli moest doorstaan. Het is een opera lirica, met dialogen en zelfs bekentenissen aan denkbeeldige personages, die gedurende zijn herstelperiode voortdurend aanwezig waren.
Bij Fleshgod Apocalypse mag je ervan uitgaan dat een nieuw album volledig voldoet aan de verwachtingen. De singles Pendulum en Bloodclock maken duidelijk dat aan die eis wordt voldaan. Het refrein van I Can Never Die kan mij iets minder bekoren, maar dat is een kwestie van smaak. De video's, waarin de visioenen die Francesco had terwijl hij bewusteloos een paar honderd meter boven de grond aan een touw hing centraal staan, zijn spectaculair. Het schitterende artwork, met Veronica Bordacchini op de voorgrond en daarachter een verwoest theater, bewijst dat perfectionisme tot in ieder detail wordt nagestreefd.
In de composities zijn verwijzingen naar voorgaande albums verwerkt en juist die hints zorgen ervoor dat het album meteen weet te boeien. Die verbintenis tussen Opera en de voorgaande platen vraagt erom de recensie te koppelen aan een stukje metalgeschiedenis rond Fleshgod Apocalypse.
Na het debuut Oracles doet de cleane zang zijn intrede op de ep Mafia (2010). De over-the-top orkestraties kenmerken Agony (2011), maar het is vooral de zang van bassist Paolo Rossi die de plaat naar een hoger niveau tilt. The Forsaking is een hoogtepunt op de plaat en die melodie komt op het nieuwe album terug in het schitterende zwaargewicht Matricide 8.21. Deze link is heel duidelijk, maar zorgt ervoor dat je meteen na de eerste luisterbeurt getriggerd wordt om op zoek te gaan naar andere connecties die in de composities verborgen zijn. Voor je het weet heb je de plaat talloze keren beluisterd en de voorgaande platen aan een nauwkeurige analyse onderworpen.
Labyrinth (2013) vormt de gulden middenweg tussen beide voorgangers. De gitaren hebben hun positie heroverd. Dit album heeft de kenmerken van een conceptplaat. Geen van de nummers in de brute aanval valt echt op, met uitzondering van Epilogue. De operazang van Veronica Bordacchini krijgt volledig de ruimte en het midden-tempo zorgt voor een dramatisch effect. Deze track is een belangrijke schakel in de muzikale ontwikkelingen die volgen. Dit opent de deur naar een nieuwe richting, die nu een nummer als Till Death Do Us Part, met een hoofdrol voor Veronica, mogelijk maakt. Een lager tempo, maar niet minder sterk. En zit in de melodie een verwijzing naar de titeltrack Labyrinth?
Op de mix en mastering van Labyrinth valt nog wel wat aan te merken. Ondanks de goede taakverdeling tussen de gitaren en de orkestratie, interessante ideen en fascinerende melodien, klinkt het geheel wat vlak en mist de intensiteit. Desondanks bewijst dit album hoe goed de muziek geschreven is. Voor King (2016) weet Jens Bogren de orkestrale samples in evenwicht te brengen met de brute death en acrobatische riffs.
Op King staat de songwriting centraal. Elk nummer is perfect opgebouwd, met subtiele variaties in tijd en tempo. Het meest opvallende nummer op die plaat is ongetwijfeld Paramour, met alleen de operazang van Bordacchini en pianobegeleiding van Ferrini. Het is een gewaagd experiment en dit nummer kan mij echt niet bekoren. Ode To Art (De Sepolcri) daarentegen, de opener van Opera, is prachtig.
Het aanstekelijke enthousiasme waarmee het orkest en de gitaren met elkaar duelleren vormt de basis voor The Fool, net als in The Violation op Agony. In diezelfde categorie valt ook het opzwepende Morphine Waltz op de nieuwe plaat. Wat minder agressief, maar zeker zo catchy. Vooral de hoge zang, bijna manisch van aard, is de kers op de taart.
King is een masterclass in het combineren van krachtige, energieke death met verfijnde composities. Dit succesvolle pad wordt verder verkend op Veleno (2019). Frontman Tommaso Riccardi en gitarist Cristiano Trionfera zijn vertrokken en muzikale duizendpoot Francesco Paoli pakt zijn oude rol als frontman weer op. De balans tussen gitaargymnastiek, het brute karakter en de bombastische orkestrale arrangementen is verder ontwikkeld. De muziek blijft technisch indrukwekkend, terwijl het toch het bredere klankpalet bevat waar de band naar streeft. Het gebruik van echte orkestinstrumenten zorgt voor volle, weelderige tonen en ditmaal is de mix en mastering in handen van Jacob Hansen. Fleshgod Apocalypse is volwassen geworden en weer is het Bordacchinis sopraanzang die in The Day Well Be Gone de meeste indruk maakt.
Veelzijdigheid is het motto voor Veleno en het getuigt van vakmanschap dat de tegenslagen zijn gebruikt om nieuwe kansen te creren, zonder afbreuk te doen aan het verleden. En die tegenslagen vallen in het niet bij de dramatische gebeurtenis die de inspiratiebron vormt voor Opera. En opnieuw is de bezetting gewijzigd. Drummer David Folchitto is vervangen door Eugene Ryabchenko en als gevolg van de Corona-crisis heeft bassist Paolo Rossi gekozen voor meer zekerheid in een ander beroep.
Francesco Paoli heeft zijn gitaar ingeruild voor een model met een snaar minder en een langere hals. Wat betreft de muziek merk je daar niets van op de plaat. De kenmerkende sound wordt in de studio vooral bepaald door Francesco Paoli en pianist Francesco Ferrini. Bovendien zijn zowel Eugene Ryabchenko als Fabio Bartoletti vakbekwame muzikanten. Zonder Paolo Rossi heeft Veronica Bordacchini een grotere rol in het geheel. De samenwerking met Jacob Hansen voor de mix en mastering is ongewijzigd.
Je kunt stellen dat Opera een logisch vervolg is op Veleno, waardoor het aanvoelt als een herhaling van zetten, maar daarmee doe je de band tekort. De stijl perfectioneren is iets anders dan vervallen in gewoonten. Bovendien is niet iedere track voorspelbaar. At War With My Soul bijvoorbeeld, een zware track met fraaie zang van Veronica, bevat passages die meer doet denken aan Scepticflesh en die vergelijking gaat zeker vanaf de solo sterker op. Per Aspera Ad Astra bewijst dat er ook nog ruimte is voor hectiek. Geheel in de traditie van de band komt de afsluitende titeltrack, ditmaal met een verwijzing naar The Day We Will Be Gone, geheel voor rekening van pianist Francesco Ferrini.
Met Opera is de lat voor een opvolger niet echt hoger gelegd. Die stappen zijn echt wel gezet tot King. Daarna is de stijl vervolmaakt en dat maakt Opera tot een indrukwekkend kunstwerk.
Tracklist:
1. Ode To Art (De Sepolcri)
2. I Can Never Die
3. Pendulum
4. Bloodclock
5. At War With My Soul
6. Morphine Waltz
7. Matricide 8.21
8. Per Aspera Ad Astra
9. Till Death Do Us Part
10. Opera