Periphery is een uitgekomen jongensdroom. Misha Mansoor begon in 2005 vanaf zijn (spreekwoordelijke) zolderkamertje wat mp3'tjes online te gooien op verschillende fora. Toen nog onder de naam Bulb. Ik kwam het destijds tegen op het Meshuggah-forum. en niet voor niets daar. Mansoor is namelijk overduidelijk genspireerd door de zware, achtsnarige gitaarsound van zijn helden uit Zweden maar creerde met zijn Pod XT een nieuw geluid. En dat geluid bracht uiteindelijk een heel nieuw genre voort.
Dat nieuwe genre wordt tegenwoordig djent genoemd. Een onomatopee voor het geluid van de zwaar gedowntunede gitaren. Samen met Tesseract pionierde Periphery zich een weg door metalland en thans als godfathers van de djent-scene veroveren zij de hele wereld. Niet in de laatste plaats door voorprogramma's voor Dream Theater en The Dillinger Escape Plan te verzorgen. Nu komen de heren met een nieuwe plaat op de proppen. En wat voor een.
Een plaat met die weer een nieuw geluid laat horen. Hoewel het gebruik van de laptop bij djent integraal onderdeel uitmaakt van de sound, weet Periphery dit gelukkig vooral effectief en gedoseerd in te zetten. En dat is maar goed ook. Er is zo'n enorme hoeveelheid techniek in huis, de heren hebben dergelijke kunstmatige protserij en poespas helemaal niet nodig!
Nou willen technisch begaafde bands nog wel eens verdrinken in hun eigen trucjes. 'Zie ons eens technisch zijn' vertaalt zich dan al gauw in 'zie hun eens moeilijk doen'. Een dergelijke vertaalslag was echter op Periphery nooit van toepassing, en dat wordt op Periphery II: This Time It's Personal eens te meer onderstreept. Ruim zeventig minuten briljant geproduceerde, technische groovemetal komen, uitgesmeerd over veertien nummers, je kamer ingedenderd. Ja, zet die stereo maar gewoon lekker een standje harder. En die dikke bas? Die mag ook best gevoeld worden, ook door de buren.
Want wat klinkt dit ziekelijk lekker, mensen. Wat een gecontroleerde bruutheid weet deze band toch tentoon te spreiden. De korte, intense, ritmisch aangebrachte bassdrumblasts vormen een trommelvliesstrelend kader waarbinnen de gitaren sierlijk solerend, al dan niet tegendraads, opereren. En dat doen ze dan ook met grote regelmaat. Tegelijkertijd wordt een (schijnbaar) buitengewoon goed volgbaar, gepolijst bouwwerk geconstrueerd. Het blijft zo lekker in je hoofd dwalen. Maar wie beter luistert, ontdekt telkens nieuwe lagen. Periphery II: This Time It's Personal zit werkelijk briljant in elkaar.
Slechts de voornamelijk cleane, ietwat hoge, schreeuwerige zang zou een afknapper kunnen zijn voor hen die daar niet tegen kunnen. Die zang wordt zo nu en dan afgewisseld met lekker dikke grunts waarmee hier ook blijk wordt gegeven van het hoge technische niveau. Wie houdt van technische, complexe, lekker wegluisterende, moderne metal, kan niet om Periphery heen.
Voor de feitjesfreaks hier nog wat (overbodige) achtergrondinfo. De albumtitel is afgeleid van een quote uit 'Jaws: The Revenge'. Op het album is dit keer (gelukkig) geen pitch correction gebruikt. Er is een limited edition verschenen met een instrumentale track (Far Out) en een Slipknot-cover (The Heretic Anthem). De drums zijn deze keer 'echt' en er zijn drie gastsolo's te horen: van Guthrie Govan (The Aristocrats), Wes Hauch (The Faceless) en, jawel, John Petrucci (Dream Theater).
Verplichte aanschaf voor wie houdt van moderne metal.
Tracklist:
1. Muramasa
2. Have a Blast (featuring Guthrie Govan)
3. Facepalm Mute
4. Ji
5. Scarlet
6. Luck as a Constant
7. Ragnarok
8. The Gods Must Be Crazy!
9. Make Total Destroy
10. Erised (featuring John Petrucci)
11. Epoch
12. Froggin' Bullfish
13. Mile Zero (featuring Wes Hauch)
14. Masamune