Het grootste pluspunt van Smoke Mountain is de ongegeneerd harde muur van fuzz die de band in ieder nummer optrekt. De basgitaar ronkt erop los dat het een lieve lust is. Het contrast tussen het bulderende, instrumentele geweld en de wat fragiele, hypnotiserende klanken van zangeres Sarah Pitt is een troefkaart die goed werkt en die de band dan ook met verve uitspeelt. Verder is de muziek natuurlijk nauwelijks origineel te noemen, maar dat gaat niet ten koste van de kwaliteit. Met het monotoon denderende titelnummer, het groovende en schurende The Master Serpent en het bot erop loshakkende Deathproof maakt Smoke Mountain duidelijk dat het ook binnen de zelfopgelegde genrebeperkingen in staat is om prima songs te schrijven.
Het meest verrassende nummer op dit debuut is I Walk Alone. Smoke Mountain kiest hier voor een melodieuzere aanpak de track zou zelfs als een soort schurende stonerballad betiteld kunnen worden en weet zich daarmee te onderscheiden. Hoewel Sarah Pitt af en toe op het randje van haar kunnen zingt, werkt de track goed. Ook Midnight Woman onderscheidt zich van de standaard door de prettig in het gehoor liggende, melodieuze leads. Los van deze tracks bevat Queen Of Sin weinig verrassingen. Het is luidruchtige muziek waarin het distortionpedaal diep wordt ingetrapt en alle meters in het rood uitslaan. Inderdaad, zoals vrijwel iedere band in dit genre dus. Queen Of Sin is een verdienstelijk debuutalbum dat zeker een ruime voldoende verdient, maar te weinig onderscheidend is om een chte doorbraak te forceren in dit overvolle genre.
Tracklist:
1. Queen Of Sin
2. The Master Serpent
3. Touch The Sun
4. Midnight Woman
5. I Walk Alone
6. Deathproof
7. Devil Woman
8. End Of Days